De mensen van Cooper Feldman - Pieter van Zijl (Postuum)
“Wat er onderweg ontstaat, dat is het allermooiste”
De term ‘projectmanager’ dekt de lading onvoldoende bij Pieter van Zijl. Of het nu gaat om de verbouwing van het Rijksmuseum of het veranderen van een straat in een drukke wijk, het eindresultaat is niet het belangrijkste. “Het is vooral: weet je met elkaar de modus te vinden waarin iets lukt, in plaats van te zeggen hoe het niet kan?”
Tekst: Greetje Hingstman
Vanzelfsprekende aandacht
We zitten aan het Weesperplein, in een locatie van de gemeente Amsterdam. ‘Dat is makkelijk bereikbaar vanaf het station’, berichtte hij bij het maken van de afspraak. Die vorm van aandacht lijkt Pieter van Zijl van nature te hebben en dat is op verschillende manieren merkbaar. In de vragen die hij stelt, in de stiltes waarin hij ruimte geeft
en in hoe hij elke dag vorm geeft aan zijn werk.
Wat hij vroeger als kind wilde worden? “Ik wist het niet”, zegt Pieter eerlijk. Hij had geen dromen over heldhaftig werk als brandweerman of tropenarts. Toch is de impact van zijn werk minstens zo waardevol en breed merkbaar geworden. Hij had er even een omweg voor nodig om dat te vinden: na een jaar op de school voor Tuin- en Landschapsarchitectuur deed hij een keuze-interessetest. Stedenbouw zou hem wel liggen, was de uitkomst. Hij verhuisde naar Delft om daar Architectuur & Bouwtechniek te gaan studeren en vervolgens bij verschillende architectenbureaus aan de slag te gaan. “Dat bleek de spijker op zijn kop. Tot op de dag van vandaag vind ik het geweldig.”
Tegenstellingen vs. wat mensen bindt
Van de tekentafel trok Pieter steeds meer naar de rol van project- en procesmanager, met de voorwaarde dat het projecten zijn in de openbare ruimte. Want de processen die zich daarin afspelen, dat vindt hij het mooiste aan zijn werk: “Dan heb je te maken met heel veel mensen die met z’n allen de leefomgeving moeten veranderen. Al die mensen – politici, bewoners, ondernemers, instellingen als de KvK, ambtenaren, gebruikers van de ruimte – moeten het met elkaar eens worden. En dan moet het ook nog eens uitgevoerd worden. Terwijl er natuurlijk vaak tegenstellingen zijn, vind ik het boeiend om vooral te kijken naar wat hen bindt, wat ze ten diepste willen. Er uiteindelijk voor te zorgen dat dat gaat ontstaan, dat vindt ik wel het aller, allermooiste.”
“ONDANKS DE TEGENSTELLINGEN IS ER ALTIJD IETS DAT DE BETROKKENEN BINDT. IETS DAT ZE TEN DIEPSTE WILLEN. DÁÁR MOET JE NAAR OP ZOEK.”
Naar een nieuwe situatie toegroeien
Dat deed de projectmanager al in vele verschillende vormen: van het prestigieuze Rijksmuseum en Van Goghmuseum tot een woonwijk in Leidsche Rijn en het veranderen van de indeling van een straat in Amsterdam. Verschil zit er wel tussen het realiseren van een nieuw stadshart voor de Westelijke Tuinsteden bij Osdorp of ‘gewoon’ het veranderen van de indeling van een straat. Beide heeft Pieter achter de rug: “Die straat – met vijf scholen, 3.000 bewoners en 600 bedrijven – is een proces van 2 à 3 jaar. Dan is het klaar en kun je er doorheen fietsen. Zien hoe het is geworden. Maar dat stadshart, dat neemt wel 20 jaar in beslag. Ik maak samen met anderen het plan, zet de lijnen uit en wanneer het loopt geef ik het stokje over. Dat is een andere dynamiek.”
Een andere dynamiek, eenzelfde gemeenschappelijke noemer: het binden en zien van de behoeften van mensen. Dat is de rode draad in Pieters werk: “Mensen hebben tijd nodig om naar een nieuwe situatie toe te groeien, dat roept altijd weerstand op. Wanneer dat lukt, is dat mooier dan het uiteindelijke resultaat. Natuurlijk heeft dat ook iets: dan fiets je door die straat of loop je door die woonwijk. Maar dat is statisch, dan verandert er niets meer. Alles wat eraan vooraf gaat, dat maakt het zo boeiend.”
Eén van de projecten die Pieter heeft begeleidt: de vernieuwing van het Amsterdamse Museumplein (bron: Ingenieursbureau Gemeente Amsterdam)
“Mensen maken de straat”
In de periode die aan dat concrete resultaat vooraf gaat, probeert hij binnen de gestelde kaders zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de mensen die het betreft: “Ook in de uitvoeringsfase. Mensen die moeilijk ter been zijn bijvoorbeeld, die moeten goed bij hun huis kunnen komen, ondernemers moeten kunnen laden en lossen en bewoners moeten hun fiets kunnen opbergen en hun vuilnis aan de straat kunnen blijven zetten. Het dagelijkse leven moet gewoon door kunnen blijven draaien. Want al die mensen samen, die maken de straat.” Op de vraag op welke plek in de ruimtelijke ordening zijn hart ligt, moet Pieter lachen: “Dat weet ik niet meer… Echt niet. Weet je, het is heel mooi en eervol wanneer je voor een groot project als het Rijksmuseum wordt gevraagd. Maar ik heb ook een keer een schoolpleintje ontwikkeld. Een klein gebied maar met een heel complex aan factoren. Wanneer ik dan uiteindelijk de kinderen daar gelukkig zie spelen dan denk ik: ‘wauw!’”
“GELD IS NIET ONZE BELANGRIJKSTE DRIJFVEER. NET ZOMIN ALS STATUS. IEDER OP ONZE EIGEN MANIER WILLEN WE IETS TOEVOEGEN AAN DE WERELD.”
Cooper Feldman
Zo bewust als zijn keuzes in zijn dagelijkse werk zijn, zo bewust was ook zijn keuze om partner te worden bij Cooper Feldman. Voor Pieter klopt die plek: “We zijn niet zomaar planontwikkelaars. En geld is niet onze belangrijkste drijfveer, net zo min als status. We zijn een partij die iets wil toevoegen aan de wereld.” Daarin zijn ‘de mensen van Cooper Feldman’ complementair aan elkaar: Nel Sangers richt zich bijvoorbeeld met name op het landelijk gebied, vertelt Pieter: “Dat er zoveel insecten uitsterven en dat er zoveel met de bodem aan de hand is, dat trekt zij zich heel erg aan. Zij probeert echt – onder andere door zitting te nemen in commissies in Den Haag – om daar invloed op uit te oefenen.” De beide andere partners zijn daar vanuit hun intrinsieke motivatie aanvullend op: “Peter Prak zet zich volop in om voor ouderen een sociaal klimaat te creëren waarin mensen zorg voor elkaar hebben. En Harm Hermant probeert arbeidsmigranten, en dan met name mensen met weinig geld, goede huisvesting te bieden.” Zelf heeft Pieter zich gespecialiseerd in ‘water in de stad’. “Omdat de steden vanwege de klimaatverandering zoveel meer voor hun kiezen krijgen. Ze moeten hun waterberging goed op orde hebben en ook tegen droogte goed bestand zijn. Daar ben ik binnen een aantal projecten nu heel intensief mee bezig. Niemand wil dat het water je over de drempel komt.”
Kortom: alle partners van Cooper Feldman streven een maatschappelijk doel na, naast hun werk. Of beter: die integreren ze in hun werk.
“Iets waar heel bouwend Nederland iets aan heeft”
Had hij ooit gedacht, na zijn keuze-interessetest als jonge student, dat dit uiteindelijk zijn werk zou worden? Stellig: “Nee. Ik had nooit voorzien dat het hierom zou gaan. Ik dacht eerder dat het eindresultaat het streven zou zijn. De weg daar naartoe, daar gaat het om.”
Voor zich uit filosoferend zou Pieter daar ooit ook nog op een ander manier aan willen bijdragen: “Ik zat vanochtend te denken hoe gaaf het zou zijn om vanuit een ministerie een soort voorwaarden scheppend project te leiden. Iets waar heel bouwend Nederland iets aan heeft.”
We lopen de straat op, de Amsterdamse reuring tegemoet. Als niet-Amsterdamse kijk ik even om me heen, naar de wirwar van metrorichtingen. “Ik loop wel even met je mee”, ziet Pieter mijn zoekende blik. Een opmerkzame man die samenvalt met zijn vak. Dat blijkt wanneer we de trap afdalen en hij begint te vertellen over de Noord/Zuidlijn. Over de inrichting van de ruimte waarin mensen leven, daarover is Pieter nooit uitgepraat.