De mensen van Cooper Feldman - Peter Prak, projectmanager & zachtgoedontwikkelaar
“Wat mij voortdrijft? De overtuiging dat iets klopt”
De trein is voor een belangrijk deel van de week zijn kantoor. Heel Nederland zijn werkgebied. Veel conducteurs kennen hem al. Net als de jongeren ‘met een rugzakje’ van het koffietentje op het station waar hij vaak zijn latte macchiato haalt. Zijn bestelling brengen ze al ongevraagd naar het tafeltje, waar hij zijn laptop heeft opengeklapt. Maar een praatje zit er altijd in. Oog voor mensen heeft hij. En voor de ruimte waarin die zich bewegen.
Tekst: Greetje Hingstman
De wereld buiten het papieren plan
“Ik ben eigenlijk altijd bezig geweest in de ruimte”, vertelt Peter. We zitten aan zijn keukentafel in Noordlaren. Links geeft uitzicht op bomen die hun verkleurende bladeren langzaamaan afwerpen, rechts strekken akkers zich uit tot aan de horizon. Ook hier: ruimte. Hoe zich die passie voor ruimte heeft ontwikkeld? “Na mijn afstuderen ging ik aan de slag bij TNO, waar ik onderzoeken deed voor ministeries en gemeenten. Naar bijvoorbeeld verkeersveiligheid of de mogelijkheid voor vrachtwagens om winkels in de binnenstad te bevoorraden.” Maar de wereld bleek al snel groter dan de papieren waarop zijn adviezen werden uitgebracht: “Een onderzoek dat er echt uit sprong, was de herinrichting van het bedrijventerrein achter Hollands Spoor. Toen de ideeën en adviezen van mij en mijn collega ook daadwerkelijk door Den Haag werden uitgevoerd, vónd ik dat toch gaaf! Dat zo’n idee niet verstoft op de boekenplank, maar dat mensen er dagelijks profijt van hebben.” Toen hij zich vervolgens ontwikkelde tot PPS-expert (Publiek Private Samenwerking), kwam het geplante zaadje helemaal tot wasdom: “Dat scheppend bezig zijn in combinatie met ontwikkeling van de ruimte waar mensen leven en werken, daar ontdekte ik mijn passie.”
Mensen met afstand tot het stopcontact
Die mens in de ruimte, daar draait het om bij Peter Prak. Voor hem geen prestigeproject: “Mijn meest geliefde politicus – Jan Schaefer – zei ooit: ‘in gelul kun je niet wonen’. Als nuchtere Groninger ben ik het roerend met hem eens. Datzelfde geldt voor beleid: dat geeft je evenmin een dak boven je hoofd.”
In de gebiedsontwikkeling kreeg hij een flinke klus te klaren: de Amersfoortse wijk Vathorst. Van een papieren plan werd het een wijk in ontwikkeling, waarvan binnen 4,5 jaar 1.500 woningen in aanbouw waren. “Wat ik daarvan geleerd heb?” Peter omsluit zijn grote mok koffie met beide handen. “Hoeveel verschillende lagen kwaliteit eigenlijk heeft. En hoe lastig die vertaling naar de praktijk kan zijn.” Dat moet hij even toelichten: “Op papier lukt alles. Maar beleid en woorden hebben een bepaalde tolerantie, dat hoeft niet op de millimeter precies te zijn. Terwijl in de uitvoering, daar waar het de bewoner raakt, dáár moet het precies passen. Op welke hoogte het stopcontact zit bijvoorbeeld.” Deze Groninger ‘heeft iets’ met de mensen die in de uitvoering werken en minder met – zoals hij ze zelf noemt – mensen met een flinke afstand tot het stopcontact: “Vanachter je bureau kunt je wel denken dat je gelijk hebt, maar in de praktijk blijkt soms toch dat het op een andere manier veel prettiger is voor de bewoner.”
“OP PAPIER LUKT ALLES. MAAR IN DE UITVOERING – DAAR WAAR HET DE BEWONERS RAAKT – DÁÁR MOET HET PASSEN.”
Tegen het imago van projectontwikkelaar in
Amersfoort werd verruild voor het dorp waar hij nu woont: 400 inwoners groot, twee cafés en een ijsbaan rijk. Het gaf hem de mogelijkheid om voor Heijmans in het noorden vele projecten te realiseren. “Daar heb ik het projectontwikkelen geleerd”, kijkt Prak terug. “Hoe een exploitatie in elkaar zit, wanneer iets haalbaar is of juist niet.” Hij bracht het veelvuldig in praktijk: inmiddels kan hij meer dan 40.000 strepen turven waar het gaat om woningen waarvan hij gebiedsontwikkelaar was. Maar in dit vakgebied heb je wel per definitie de schijn in beginsel tegen, weet hij: “Ontwikkelaars staan niet hoog in maatschappelijk aanzien. Ik vind het juist een uitdaging – maar vooral ook een intrinsieke taak – om wél maatschappelijk bezig te zijn.”
Invloed bij de bewoners
‘Zijn’ Knarrenhof is daar wel het meest omvangrijke voorbeeld van. Het – in beginsel welhaast idealistische – idee om hofjes te bouwen voor 45+’ers, waar mensen ‘noaberschap’ met elkaar afspreken, waar men zo lang als mogelijk zelfstandig kan blijven wonen én waar de woningen ook binnen handbereik liggen van mensen met een
kleine beurs. In dat idee wonen inmiddels al zo’n kleine 100 mensen. In een aantal plaatsen gaat de eerste paal volgend jaar de grond in en in meer dan 260 gemeenten willen grofweg 12.000 mensen óók een Knarrenhof. Belangrijk uitgangspunt bij deze manier van wonen is de invloed van de bewoner op de vorm van het hof, de inrichting van de woning en van het sociale leven. Dat moet eigenlijk een vanzelfsprekendheid zijn, vindt Peter: “Het is de grootste investering in je leven, maar bij de bakker heb je meer invloed op je aankoop dan wanneer je een woning koopt. Elke eindgebruiker moet die invloed krijgen, of je nu vermogend bent of huurt in de sociale sector.”
De bewoners van het allereerste Knarrenhof in Nederland (Zwolle, 2017), bij het slaan van de eerste paal. (foto: Cobie Uiterwijk)
Druk op het ambtelijk apparaat
Niet alleen gunt hij de minder bedeelden een stem en een podium, ook de groeiende groep ouderen in onze samenleving moet uit het verdomhoekje: “Ik zie nog steeds dat senioren onvoldoende serieus worden genomen en dat ze veel meer kunnen dan alleen maar ja en amen zeggen.” Dat ze dat kunnen, is gebleken: ouderen regelen informatieavonden over deze nieuwe manier van wonen, bevolken de raadszalen omdat ze een Knarrenhof in hun gemeente willen en verenigen zich in de structuren van de organisatie. Peter zet soms extra druk binnen het ambtelijk apparaat: “Ik weet hoe lang een bouwproces kan duren, maar deze mensen hebben gewoon niet meer alle tijd. Ik weiger te geloven dat procedures niet sneller kunnen.”
“DEZE MENSEN HEBBEN GEWOON NIET MEER ALLE TIJD. EN IK WEIGER TE GELOVEN DAT PROCEDURES SOMS NIET SNELLER KUNNEN.”
Alles moet passen
Geen genoegen nemen met ‘zo doen we dat altijd’ of met serieproductie, dat typeert Peter Prak: “Wat je vaak ziet is dat mensen teruggrijpen op wat goed was, op standaardisatie. Dat is wel mijn rode draad: ik wil maatwerk.” Om ons heen kijkend, blijkt dat dit maatwerk ook is doorgetrokken in zijn eigen huis: een boekenkast
die rond een deur is getimmerd, een tv-meubel waar de apparatuur inclusief snoeren exact in passen en een omlijsting van de hoekbank waar precies een koffiemok of wijnglas op past. Zelf getimmerd: “Daar heb ik enorm veel plezier in, dingen precies passend maken. Zeker in dit huis vol scheven muren en hoeken”, gebaart hij om zich
heen. “Zo hou ik ook niet van standaardantwoorden op specifieke vragen. Wanneer je maximale kwaliteit realiseert binnen de gestelde kaders, zijn woningen bij de start veel meer waard dan hun standaardbroertjes en -zusjes.”
“Als je écht iets wilt, kun je heel ver komen”
Nog even terug naar dat doorzettingsvermogen: heeft hij op het pad naar het eerste Knarrenhof – waar de nodige hindernissen te nemen waren – nooit gedacht ‘ik stop’? Al is het stellen van die vraag aan deze man een open deur: “Nee, nooit. Wanneer je stopt, weet je zeker dat het niet lukt. Wat mij deed doorzetten? De overtuiging dat dit klopt. Als je écht iets wilt, kun je heel ver komen.”
De koffie is op, de dag laat nog genoeg licht om even tijd te besteden aan wat hij ook graag doet: vogels kijken. “De zeearend heeft daarginds voor het tweede jaar gebroed”, wijst Peter. De laarzen gaan aan, de verrekijker wordt om de nek gehangen en de voordeur sluit achter hem. Niet op slot, dat hoeft niet in een dorp als dit, waar nog ouderwets ‘noaberschap’ heerst. Een begrip dat met deze man weer nieuw leven wordt ingeblazen.